Welke onderwijsvormen zijn er op het mbo?

Alles over de verschillende soorten mbo-opleidingen

Elk jaar kiezen ongeveer 435.000 jongeren voor een vakopleiding in het middelbaar beroepsonderwijs. Welke onderwijsvormen zijn er precies en wat betekent dit voor jou als ondernemer?

Door MBO leerlingen in jouw bedrijf te laten werken doen zij werkervaring op en blijf jij op de hoogte blijven van de laatste ontwikkelingen op jouw vakgebied. Daarnaast kunnen de leerlingen je een hoop werk uit handen nemen. 

Soorten opleidingen

Het middelbaar beroepsonderwijs leidt op tot een groot aantal beroepen, variërend van bakker en slager tot elektricien, milieufunctionaris en restauratiemedewerker. Er zijn verschillende opleidingen in allerlei richtingen op het MBO te volgen. Zo zijn er opleidingen op het gebied van informatie- en communicatietechnologie, economie en dienstverlening, techniek en innovatie, kunst, cultuur en media, zorg en welzijn, toerisme, recreatie, horeca en facilitaire dienstverlening.

Vier niveaus

De opleidingen worden aangeboden op vier niveaus:

1. De asssistent beroepsbeoefenaar (een half tot één jaar) leidt op voor eenvoudige uitvoerende werkzaamheden;

2. De basisberoepsbeoefenaar (twee tot drie jaar) leidt op voor uitvoerende werkzaamheden;

3. De zelfstandig beroepsbeoefenaar (twee tot vier jaar) leidt op tot volledige zelfstandige uitvoering van werkzaamheden;

4. De gespecialiseerde beroepsbeoefenaar (drie tot vier jaar) en de specialistenopleiding (kopstudie van één tot twee jaar) leiden op tot volledig zelfstandige uitvoering van werkzaamheden, met een brede inzetbaarheid of specialisatie. Een leerling die een opleiding op niveau 4 heeft behaald, kan doorstromen naar het hoger beroepsonderwijs.

Beroepsopleidende leerweg of beroepsbegeleidende leerweg

Alle opleidingen zijn een combinatie van leren op school en leren in de praktijk. Er zijn twee varianten: de beroepsopleidende leerweg (BOL) en de beroepsbegeleidende leerweg (BBL). De BOL-variant heeft een praktijkdeel van minimaal 20 procent en maximaal 60 procent. De BBL-variant bestaat voor minimaal 60% uit praktijkonderwijs. Voor het praktijkdeel van de opleiding, de beroepspraktijkvorming (BPV) genoemd, gaat de leerling naar een leerbedrijf. Dat levert beide partijen voordeel op. De leerling doet in het bedrijf praktijkkennis op en brengt tegelijkertijd nieuwe kennis mee. Bovendien geeft de aandacht voor scholing in een bedrijfstak de garantie van goed opgeleid personeel in de toekomst.

Verschillende partijen

Bij de beroepspraktijkvorming zijn verschillende partijen betrokken: de leerling, de onderwijsinstelling (het roc), het leerbedrijf en het kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven. Die partijen zijn vertegenwoordigd in de Contactgroep Werkend Leren (CWL). De CWL houdt zich bezig met de kwaliteitsverbetering van de beroepspraktijkvorming.

Leerbedrijf

Wil je een leerling in jouw bedrijf mee laten draaien? Dan is het van belang dat je als 'erkend leerbedrijf' wordt gezien. Je kunt dan te maken krijgen met leerlingen die een aantal maanden lang een paar dagen stage lopen of leerlingen die vier dagen per week bij een bedrijf werken en daarnaast een dag in de week naar school gaan.

Kijk hier voor meer informatie over het Middelbaar Beroeps Onderwijs.

Wat vind je van dit artikel?